IQ: een eenvoudig cijfer, niet zo makkelijk te begrijpen
Hoe intelligentie en leerproblemen begrijpen?
Intelligentie meten: niet altijd het antwoord op de vraag
Wat is intelligentie?
Intelligentie is een samenspel van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals: kunnen redeneren, relaties leggen, problemen oplossen, regels ontdekken in ongeordend materiaal, nieuwe taken oplossen, zich soepel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties en kunnen leren. Dat intelligente samenspel gaat over omgaan met een veranderende omgeving. Het vraagt dus om zich al denkend aan te passen, net als sociaal aanpassingsgedrag.
De laatste jaren kijken psychologen meer en meer naar intelligentie vanuit het CHC-model[1]. Onder andere in de CLB’s is dat zo. Volgens de CHC-benadering van intelligentiemeting heeft de intelligentie meerdere deelvaardigheden, die bovendien in een bepaalde rangorde ten opzichte van elkaar staan. Dat verklaren we nader.
Een algemene vaardigheid …
Een persoon heeft niet een of twee maar een hele reeks denkvaardigheden. Bovendien, als we willen bepalen hoe verstandig iemand is zijn die denkvaardigheden niet allemaal even belangrijk. Zeer belangrijk is de denkvaardigheid, gekend als “G”, de algemene intelligentie, die in zeer veel probleemoplossend gedrag een rol speelt.
… en deelvaardigheden
Andere denkvaardigheden hebben een minder breed bereik: ze spelen niet bij alle op te lossen taken een even grote rol. In volgorde van hun impact op verstandig handelen, onderscheiden we volgende denkvaardigheden.
- Vloeiende intelligentie: vaardigheid om te redeneren en probleemoplossend te denken bij niet-aangeleerde taken – je moet er niets voor op school (of van je moeder) geleerd hebben.
- Kwantitatieve kennis: de vaardigheid om begrippen van hoeveelheid en hun onderling verband te begrijpen en met getalsymbolen om te gaan. Het gaat hier in belangrijke mate om verworven kennis.
- Gekristalliseerde intelligentie: de vaardigheid om zich de kennis die in de cultuur aanwezig is, eigen te maken en effectief toe te passen; gebruik maken van verworven kennis – dat gaat onder andere over de gesproken taalontwikkeling.
- Lezen en schrijven: de vaardigheid om zich de geschreven taal eigen te maken (dus verworven kennis), ze te kunnen begrijpen en om er gedachten in uit te drukken. Deze vaardigheid leunt sterk aan bij gekristalliseerde intelligentie.
- Kortetermijngeheugen: vaardigheid om informatie een korte tijd te onthouden en te gebruiken om problemen op te lossen.
- Visuele informatieverwerking: vaardigheid om beelden en patronen al ziende waar te nemen en problemen op te lossen met die beelden of patronen.
- Auditieve informatieverwerking: vaardigheid om informatie en patronen met je gehoor waar te nemen, te begrijpen en samen te stellen, om dan met wat je gehoord hebt problemen op te lossen.
- Langetermijngeheugen: vaardigheid om efficiënt informatie gedurende lange tijd te onthouden en terug op te halen.
- Verwerkingssnelheid: vaardigheid om vloeiend en snel (automatisch) denktaken uit te voeren die iedereen juist zou hebben als er voldoende tijd zou worden gegeven.
IQ: een eenvoudig cijfer, niet zo makkelijk te begrijpen
Het IQ is een cijfer dat een indruk geeft over de verstandelijke mogelijkheden van een individu. Om dat cijfer te begrijpen moet je wel voldoende statistische[2] en psychometrische[3] achtergrondkennis hebben.
Eigenlijk zijn bij een intelligentiemeting een hele reeks cijfers in het geding. Een psycholoog/pedagoog met een moderne benadering van intelligentie zoekt naar allerlei aspecten van verstandig gedrag. Een individu is vaak verstandiger op de ene manier dan op de andere.
Het is specialistenwerk om in te schatten welke intellectuele vaardigheden beter dan wel zwakker ontwikkeld zijn. Nog moeilijker is het om uit te maken of de gevonden resultaten ook verklaren waarom een individu problemen ervaart. Want niet alle intellectuele vaardigheden zijn even belangrijk. En sommige spelen wel een rol in de problemen, andere niet of in mindere mate.
Cijfers en statistiek
Bij intelligentieonderzoek proberen we de prestaties van een individu na te gaan op een hele reeks van tests die verschillende denkvaardigheden meten. Zuiver ‘aanleg’ kunnen we niet meten, we kunnen bij wijze van spreken de hersenen van mensen niet ‘blootleggen’ om te kijken wat erin zit. Er bestaat geen eenvoudig begrijpelijke maat van intelligentie, zoals een meter of een kilogram.
Wat we wel doen is het volgende: we gaan het prestatieniveau van een individu na op verschillende tests, en we vergelijken de prestaties met die van zijn leeftijdsgenoten. Dat doen we in feite via een statistische verwerking. Want dezelfde proeven zijn in een wetenschappelijk onderzoek afgenomen van hele groepen leerlingen, en met de prestaties van die leerlingen kunnen we nu vergelijken. We gebruiken daarbij een meeteenheid, gebaseerd op de gemiddelde prestatie van de leeftijdsgenoten en op de mate waarin de resultaten van al die leeftijdsgenoten gespreid zijn omheen dat gemiddelde. U begrijpt: dat wordt voor een leek al snel koffiedik kijken. Vandaar dat psychologen en pedagogen eerder terughoudend zijn om de cijferuitslagen van de intelligentiemeting te vermelden, omdat dat snel tot misverstanden leidt.
Een goed verslag over de intelligentiemeting begraaft u dan ook niet onder de cijfers maar probeert u een idee te geven over de algemene denkvaardigheid; verder proberen we een overzicht te maken van meer specifieke denkvaardigheden, die sterker of zwakker kunnen ontwikkeld zijn. Die gegevens kunnen ons beter doen begrijpen waarom een leerling in problemen is gekomen. We kunnen er soms zelfs aanwijzingen vinden voor de aanpak van die problemen.
Hoe intelligentie en leerproblemen begrijpen?
De aspecten die op het eerste gezicht niet zo belangrijk zijn kunnen soms een grote rol spelen bij leerproblemen van leerlingen. Zo hebben we ondervonden dat kinderen met dyslexie vaak problemen hebben met auditieve informatieverwerking en verwerkingssnelheid. Blijkbaar hindert die zwakkere vaardigheid op een “minder belangrijk” aspect van intelligentie hen toch in belangrijke mate bij het leren lezen. Terwijl ze voor andere taken verstandig genoeg zijn.
Intelligentie meten: niet altijd het antwoord op de vraag
Psychologen of pedagogen van een CLB besluiten soms de intelligentie van een leerling te meten. Zo’n intelligentiemeting kost veel tijd en moeite, van alle betrokkenen. Daarom wordt het onderzoek enkel afgenomen als het nodig is bij het handelingsgericht onderzoek. Dat gaat er immers van uit dat eerst en vooral de problemen moeten onderzocht worden die de betrokkenen zelf ervaren. En mensen ervaren niet zo direct een probleem met hun intelligentie. Maar misschien ondervinden ze wel dat ze een vraagstuk niet goed kunnen oplossen, of een tekst niet goed begrijpen. Dan moeten we onderzoeken wat er nodig is om dat wel goed te kunnen doen. Maar daarbij is het intelligentieonderzoek vaak niet het beste instrument.
Het klinkt wellicht raar, maar nogal wat leerproblemen van leerlingen hebben weinig of niets met hun intelligentie te maken. CLB-medewerkers proberen een intelligentieonderzoek zinvol te plaatsen in het kader van de begeleiding van de betrokken leerling; als dat daar niet in past, dan moeten ze ook geen intelligentietest afnemen[4].
[1] CHC: genoemd naar de drie grondleggers van het model, Cattell, Horn en Carroll. Dat zijn drie Amerikaanse psychologen.
[2] Statistiek is de wetenschap, de methodiek en de techniek die gegevens over een bevolkingsgroep wil verzamelen, bewerken, interpreteren en hanteerbaar maken. Daarbij onderzoekt men meestal een beperkte groep en doet dan uitspraken voor de grotere groep. Daardoor zijn statistische uitspraken altijd enigszins onnauwkeurig. De kunst bestaat erin om die onnauwkeurigheid goed in te schatten.
[3] Psychometrie is een wetenschap. Ze richt zich op technieken van het meten van kennis, vaardigheden, attituden, eigenschappen en persoonskenmerken. Ze zoekt uit hoe je antwoorden kan analyseren die personen geven op verschillende soorten opgaven. Zo’n analyse geeft zowel informatie over de moeilijkheidsgraad van de vragen, de capaciteit of vaardigheid van de personen als de kwaliteit van een toets of examen.
[4] Ouders vragen soms om het IQ van hun kind te meten, omdat ze nieuwsgierig zijn of omdat ze denken dat ze het IQ-cijfer ergens kunnen voor gebruiken. Dergelijke vragen zijn dan geen werk voor het CLB maar voor privé-psychologen.