Ondersteuning: Waar moet ik ondersteuning plaatsen in de werking van een zorgzame school?

De nieuwe visie benadrukt het belang van een goede basiszorg op school. Men streeft ernaar dat een school een continuüm realiseert van zorg en dat elke leerling het zorgniveau krijgt dat overeenkomt met zijn hulpvraag. Men kan het zorgcontinuüm onderverdelen in verschillende niveaus:

  • Fase 0: brede basiszorg voor alle leerlingen: de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert en problemen tracht te voorkomen door een krachtige leeromgeving te bieden, de leerlingen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren
  • Fase 1: verhoogde zorg voor de leerlingen die extra begeleiding nodig hebben
  • Fase 2: uitbreiding van zorg voor specifieke leerlingen met inschakeling van het CLB
  • Fase 3: individueel aangepast curriculum

Aandachtspunt: pas op zorgniveau 2 kan ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel ter sprake komen. Er moet telkens gekeken worden wat de school al extra doet en er moet nagegaan worden welke specifieke hulp het ondersteuningsnetwerk of de school voor buitengewoon onderwijs kan bieden die de gewone school niet kan geven.

Soms komt de hulpvraag enkel van de ouders en formuleert de school geen onderwijsnoden. Sommige scholen zijn ook minder sterk in het geven van extra zorg. Dan blijft het toch belangrijk om niet meteen te starten met ondersteuning, maar met een handelingsgericht diagnostisch (HGD) traject. Daarin zoeken de betrokkenen hoe ze met het hulpaanbod van de school zelf kunnen ondersteunen zonder dat ondersteuning al moet ingeschakeld worden. De pedagogische hulpvraag van het kind kan ook miskend zijn, of foutief ingeschat worden door de school (leerkracht). Als dat dan bij evaluatie blijkt, zal ook weer eerst de schoolinterne hulp worden ingeschakeld. Pas als die niet voldoende blijkt wordt ondersteuning een optie.

Ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel krijgen is dus geen automatisme. Een HGD traject moet uitmaken welke hulp meest effectief en zinvol is. Als vrij snel blijkt dat ondersteuning vanuit het ondersteuningsmodel de meest correcte hulp kan bieden kan het traject ook vrij kort zijn.